Meer informatie over genetische diversiteit:
Fokken voor genetische diversiteit
Genetische diversiteit in de IJslandse Hond
*Gelieve onderstaande tekst niet kopiëren of verspreiden zonder toestemming van Coen Huisman of Linda van Andel*
In de laatste jaren is de kynologie veel negatief in het nieuws geweest. Bijna iedereen die bezig is met honden heeft de Radar aflevering gezien die ging over ongezonde raskenmerken en erfelijke ziektes (link). Dit onderwerp is vooral los gebarsten na de Engelse documentaire hierover in 2008 genaamd “Pedigree dogs exposed“. Veel rashonden hebben ongezonde raskenmerken, veel erfelijke ziektes en erg hoge inteelt. Hiernaast zijn er vooral in de laatste jaren veel rechtszaken geweest tegen fokkers over het fokken van ongezonde honden. Gelukkig heeft de IJslandse Hond niet veel erfelijke ziektes en ongezonde raskenmerken. Toch is het belangrijk voor ons als fokkers dit zo te houden en moeten wij kritisch blijven kijken naar ons fokbeleid.
Als fokkers fokken we vaak om ons ras te behouden en het liefst willen wij deze verbeteren op het gebied van uiterlijk, gedrag en werkvermogen. En om het ras te behouden zijn fokkers zich er erg van bewust dat dit niet kan zonder op de gezondheid te letten. Voor de gezondheid van een ras is genetische diversiteit erg belangrijk, maar helaas wordt hier bijna nooit op gelet doordat deze informatie er niet is.
Genetische diversiteit binnen een gesloten populatie is nooit meer divers dan die van de founders van het ras. De founders zijn de honden waar alle nakomelingen binnen een ras van afstammen. Omdat de diversiteit binnen een ras nooit meer kan zijn dan deze unieke founders, is het beter wanneer je 100 founders aan het begin van een ras had staan dan bijvoorbeeld 20. Bij 100 founders fok je verder met de unieke genen van 100 individuen en met 20 heb je maar 20 unieke genen voor je ras.
Bij het voortplanten krijg je steeds de helft van de genen van je vader mee en de andere helft van je moeder. In een gesloten populatie zoals bij rashonden en bedreigde diersoorten hebben we maar een beperkt aantal genen. Dit gebrek aan nieuwe genen beperkt ons in de diversiteit binnen de populatie en daarom is het extreem belangrijk om deze diversiteit zo veel mogelijke te behouden. Helaas wordt er bij hondenrassen vaak maar 1 op de 10 puppen gebruikt voor de volgende generatie. Bij IJslandse Honden is de gemiddelde nestgrootte 5 puppen per nest. Elke pup krijgt de helft van de genen van de moeder mee en de helft van de vader. Dus in elke generatie verliezen we in honden populaties al genen omdat wij niet zoveel mogelijk dieren gebruiken voor de volgende generatie. Dit kun je door middel van het plaatje hiernaast goed zien.
In de eerste generatie heb je veel verschillende honden met verschillende genen. Omdat er maar een beperkt aantal genen wordt doorgegeven verlies je steeds meer unieke genen. Daar bovenop komt dat lang niet alle honden worden ingezet voor de fok en hun genen dus niet doorgeven.
Wat je eigenlijk wilt is dat elke hond in de populatie bijdraagt aan de volgende generatie. Daardoor krijg je allemaal honden die veel unieke en verschillende genen met zich mee dragen. In het plaatje hiernaast kun je zien dat er met een aantal unieke honden zo veel mogelijk verschillende combinaties zijn gemaakt zodat elk dier een even grote bijdrage heeft in de volgende generatie en alle genen zijn doorgegeven.
Wanneer we praten over genetische diversiteit is het belangrijk dat we ook praten over inteelt en verwantschap. Bij het uitrekenen van de genetische diversiteit gebruiken we de verwantschap. Hoe meer genetische diversiteit er is binnen een ras des te minder verwant de dieren aan elkaar zijn. Hoe minder verwant dieren aan elkaar zijn des te lager de inteelt is. Wat belangrijk is om te realiseren, is dat inteelt niet direct zorgt voor te weinig diversiteit. Wel is het zo dat gebrek aan genetische diversiteit zorgt voor een verhoging van de inteelt.
Wanneer je de werkelijke inteelt van een combinatie wilt berekenen, moet je dat doen over alle generaties. Berekeningen over 5, 6 of 7 generaties geven een totaal vertekend beeld geven. Dit komt dan omdat de berekeningen niet zijn doorgegaan tot de founders. De inteelt van generaties terug telt namelijk op bij de generaties daarna. Ook heb je generaties later heel veel problemen door populaire reuen die erg veel gebruikt zijn. Zo zie je dit ook bij de IJslandse Hond waar sommige reuen meer dan 50 nakomelingen hebben gehad. Hierdoor is de inteelt in onze populatie hoog en de diversiteit laag.
Het ontbreken van genetische diversiteit binnen een ras heeft negatieve consequenties. Ten eerste het toenemen van erfelijke ziektes. Een andere is inteeltdepressie.
Inteelt depressie:
- verlaagt de ‘fitheid van de dieren’, ze leven korter, geven minder nakomelingen en de vruchtbaarheid neemt af. Binnen de veeteelt wordt zoveel mogelijk geprobeerd dit te voorkomen, omdat dit bijvoorbeeld bij koeien een verlaagde melkproductie oplevert.
- zorgt voor een slechter werkend immuunsysteem, wat een grotere kans op ziekte door bacteriën en virussen veroorzaakt. Ook wordt de kans op kankers vergroot.
Naast genoemde gevolgen is het zo dat bij een gebrek aan diversiteit je het ras nooit meer kan verbeteren. Zonder diversiteit zul je elke generatie dezelfde hond fokken. Allemaal honden met hetzelfde uiterlijk, hetzelfde karakter, temperament, (ontbrekende) werkvermogen en dezelfde ziektes die de hond bij zich draagt. Je kunt dan niet meer selecteren op werkvermogen, een uiterlijk kenmerk dat je wilt verbeteren of kiezen voor hond met resultaten van gezondheidstesten die allemaal ‘vrij’ zijn.
Over de voordelen van genetische diversiteit kunnen we kort zijn:
Genetische diversiteit voorkomt al het negatieve zoals de vergrote kans op erfelijke ziektes en inteelt depressie. Daarnaast zorgt diversiteit ervoor dat we ons ras sneller kunnen verbeteren, want we kunnen d.m.v. selectie* op versterkende eigenschappen onze fokdoelen bereiken.
*Wanneer ik het woord selectie gebruik, bedoel ik niet uitselecteren zoals dit vaak gedaan wordt bij honden.
Gelukkig zijn er manieren om de genetische diversiteit te verbeteren. Dit doe je vooral door:
- het probleem van overmatig gebruikte honden te beperken. Dus een beperking te zetten op het aantal nestjes dat een hond mag hebben.
- evenwicht terug te brengen door de prioriteit te leggen bij het gebruik van honden die afstammen van uitzonderlijke lijnen. Hierdoor wordt het aandeel van hun genen over de populatie meer in balans gebracht met het aandeel van de populaire lijnen.
- meer eenmalige nesten te promoten. Voor het ras zou het beter zijn wanneer meer honden worden in gezet voor de volgende generatie die dan allemaal maar 1 nest krijgen i.p.v. één hond die meerdere nesten krijgt.
Het is dus zeker belangrijk om in ons ras te werken aan diversiteit.
Wat we gebruiken om een beter overzicht te krijgen binnen onze populatie over welke honden belangrijke lijnen bezitten en zo onze diversiteit te verbeteren, is de mean kinship. Voor meer informatie over de mean kinship ga je naar deze pagina.
*Gelieve bovenstaande tekst niet kopiëren of verspreiden zonder toestemming van Coen Huisman of Linda van Andel*