Geschiedenis

Onderstaande informatie is deels overgenomen uit: Honden Manieren nummer 5 2014.

Vikingen
Van de IJslandse Hond wordt gezegd dat hij afstamt van de honden die Noorse Vikingen meenamen uit Scandinavië toen ze rond 874 IJsland koloniseerden. IJsland werd pas in 1918 zelfstandig. Tot die tijd hoorde het aanvankelijk tot het Noorse koninkrijk en vanaf 1380 tot het Deense koninkrijk. In de middeleeuwen werd op IJsland gehandeld in wol,vis en zwavel. Schepen van Nederlandse, Duitse, Scandinavische, Ierse en Schotse handelaren deden IJsland aan en namen honden mee die bijdroegen aan de IJslandse hondenpopulatie. De honden werden gebruikt om loslopende schapen en pony’s bij elkaar te halen of op het pad te houden, vergezelden boeren en handelaars, bewaakten het erg, draaiden mee op de boerderij of waren gewoon een geliefd huisdier. Uit diverse opmerkingen van buitenlanders blijkt dat IJslanders graag (meerdere) honden om zich heen hadden.

Haardkleedje
Andersom werden door de eeuwen heen ook weer honden uit IJsland meegenomen naar andere landen. Vooral kleinere IJslandse honden, waarvan meestal niet meer wordt vermeld dan dat ze staande oren en een dikke, langharige vacht hadden, vielen als gezelschapshond in de smaak bij de Engelse en Deense adel en gegoede burgerij. De Engelsman John Keys (Johannes Caius) beschreef in 1574 in zijn boek over honden de IJslandse hond als een soort haardkleedje, waar je door de lange krullerige ruwharige vacht de kop en het lichaam amper kon onderscheiden (Iseland dogges curled & rough al ouer, wich by reason of the lenght of their heare make showe neither of face nor of body.) In zijn Natuurlyke Historie uit 1761 weet Martinus Houttuyn van een IJslandse hond, die hij gezien had, te vertellen dat deze juist lang, glas haar heeft, vooral “achter op de Voorpooten en op de Staart” en dat hij “zeer hoog op zijne Pooten” staat.

De Fransman Georges Louis Leclerc, graaf van Buffon (1707-1788) vertelt in zijn standaardwerk Histoire Naturelle expliciet dat de IJslandse hond, als enige van honden uit het arctisch Noorden, geen rechtopstaande oren heeft, maar een soort tip-oren. (le seul qui n’ait pas les oreilles entièrement droites; elles sont un peu pliées par leur extrémité.) Op de bijbehorende afbeelding van de IJslandse hond zien we een hond met een spitse snuit, tip-oren, een dikke donkere vacht met witte aftekening en een dikke staart die wat naar boven krult. Het was dit beeld van de IJslandse Hond dat zich verder in de 19e eeuwse kynologie verspreidde.

Gedecimeerd
De IJslandse hondenpopulatie is met enige regelmaat gedecimeerd zoals in 1783, toen de vulkaan Laki uitbarstte en duizenden mensen en 80% van de dieren op IJsland het leven lieten. In de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw zorgde onder andere hondenziekte ervoor dat een zeer groot deel van alle honden op IJsland de dood vonden. Om het ontstane tekort aan herdershonden voor de economisch belangrijke schapenteelt op te vangen, werden in deze tijd de nodige collies geïmporteerd. Eind negentiende eeuw zorgde een fikse hondenbelasting bovendien voor een sterke afname van het aantal honden. Deze belasting werd ingevoerd om een ziekte, Echinococcosis, die een ernstig gevaar vormde voor de volksgezondheid, terug te dringen. De ziekte werd veroorzaakt door wormen, die via honden op mensen werden overgedragen.

Buitenlandse kynologen
Het waren voornamelijk buitenlandse kynologen, zoals de Deen Christian Schierbeck en wat later de Engelsman Mark Watson, die in de eerste helft van de twintigste eeuw geïnteresseerd raakten in wat ze dachten dat de ‘authentieke’ IJslandse Hond was. Dankzij hen kregen uiteindelijk ook de niet erg in kynologie geïnteresseerde IJslanders zelf belangstelling voor wat hun ‘nationale’ hond zou zijn. In de jaren ’60 van de vorige eeuw sloeg men de handen ineen om de IJslandse Hond voor ‘uitsterven’ te behoeden. Er werden hiertoe in allerlei uithoeken meer dan twintig ‘authentieke’ honden opgespoord waarmee een fokprogramma werd opgezet. Er waren ondertussen nog maar 17 echte zuivere IJslandse Honden bekend. Pall A. Palsson en Sigridur Petursdottir begonnen een samenwerking en starten een fokprogramma met de raszuivere IJslandse Hond. Zo hebben ze het ras weten te behouden.

Diversiteit
Inmiddels wordt de IJslandse Hond gezien als een deel van het IJslandse cultuurgoed. Door inteelt gingen, zo blijkt uit onderzoek van Oliehoek (2009), nog vóór 1966 het genoom verloren van 16 van de 26 honden die aan de basis van het ras stonden. Hierdoor is de voor de gezondheid van het ras zo belangrijke genetische diversiteit ver te zoeken. Gelukkig wordt er veel moeite gedaan om de kleine populatie van rond de 5000 honden wereldwijd te behouden en zo mogelijk uit te breiden met honden die nog in afgelegen gebieden op IJsland worden gevonden om de fokbasis te verbreden.

Import
Om deze reden zijn er na het onderzoek van Oliehoek (2009) verschillende contacten gevormd vanuit Nederland om meer diversiteit te creëren in de Nederlandse populatie. Er zijn vanuit IJsland honden geïmporteerd die uit kleine familiegroepen komen waar niet tot nauwelijks mee gefokt is. Één van deze honden is Töfra Hvutti Valtyr (Valli), de opa van Elska.

Toekomst
Wij als kennel Sældarlífs hopen bij te dragen aan de genetische diversiteit in de Nederlandse populatie. Naast het fokken op gezondheid en raskenmerken zullen wij altijd een dekreu selecteren op een zo klein mogelijke inteelt-coëfficiënt.